De laatste jaren wordt er veel gepubliceerd over de vermeende gevaren van diverse soorten vaccinatie. Met name die voor kinderziektes worden als gevaarlijk bestempeld. Ook de bewering dat er samen met een vaccin “microchips”, of erger, wordt geïnjecteerd lijkt veel mensen aan te spreken. De twijfel die bij veel bezorgde mensen is ontstaan kan gevolgen hebben de bereidbaarheid zich te laten vaccineren tegen Covid-19 wanneer dit eenmaal beschikbaar is. Om het coronavirus, of welk virus dan ook, te beteugelen door middel van een vaccinatie is een minimale vaccinatiegraad nodig. Met andere woorden: Hoe meer mensen zich laten vaccineren, hoe beter het coronavirus wordt beteugeld.
Op de website van de Stichting Vaccinvrij wordt beweerd dat de veiligheid van vaccins beoordeeld worden door de producenten zelf . Iets als een slager die zijn eigen vlees mag keuren. Deze bewering is echter onjuist. In tegenstelling tot wat er wordt beweerd door de stichting, is voor Nederland het College Ter Beoordeling van Geneesmiddelen verantwoordelijk voor het beoordelen of vaccins veilig genoeg zijn om op de Nederlandse markt toegelaten te worden.
Producenten moeten dus inderdaad hun eigen onderzoek doen. Echter wordt dit onderzoek wel gronding tegen het licht gehouden en her-beoordeeld op de werking en eventuele bijwerkingen.
De werking van een vaccin is in principe simpel. Dien stukjes (inactieve, dode of verzwakte) virus of bacterie toe en het eigen afweersysteem wordt geactiveerd om deze te herkennen en op te ruimen (antistoffen) zonder de werkelijke ziekteverschijnselen die deze ziekteverwekkers anders zouden veroorzaken. In de praktijk komt er nog meer bij kijken, maar het principe is duidelijk: De ziekteverwekker krijgt bij de meeste gevaccineerde mensen geen kans meer. Wat ook inhoudt dat een virus zich niet verder kan verspreiden en dus ook ongevaccineerde mensen indirect beschermd.
In vaccinaties zit niet alleen het werkzame deel, maar zijn ook stoffen toegevoegd, of bevatten restanten van stoffen die bij het productieproces zijn achtergebleven. Vooral over de toevoegingen gaan de vreemdste beweringen rond, zoals dat vaccins cellen van geaborteerde foetussen zou bevatten, of zelfs microchips.
Dat vaccins foetale cellen zou kunnen bevatten heeft een kern van waarheid. Voor de productie van vaccins moeten levende virussen worden gekweekt. Om dit te kunnen doen is er geen ontkomen aan om levende menselijke cellen te gebruiken. De bron van deze cellen is al sinds de jaren 60 hetzelfde en gebruikt om miljoenen vaccins mee te produceren (Bron Rijksvaccinatieprogramma).
De cellen die worden gebruikt zijn inderdaad afkomstig van een geaborteerde foetus.
Op de site van het Rijksvaccinatieprogramma wordt hier het volgende over geschreven:
Cellijnen van menselijke embryocellen in vaccins
Voor de productie van vaccins die tegen virusinfecties beschermen, moeten virussen gekweekt worden in levende cellen. Voor enkele vaccins worden hier gekweekte menselijke embryocellen voor gebruikt. Het rodehond-vaccin is hier een voorbeeld van.
Gekweekte cellen worden gemaakt door een cel buiten het lichaam kunstmatig te laten delen. Je krijgt dan allemaal dezelfde cellen zonder steeds weer gebruik te maken van levende of dode dieren of mensen. De oorsprong van deze cellen gaat terug naar de jaren ’60 en het werk van de Amerikaanse arts Hayflick. Om de cellijn te starten, heeft hij longweefsel gebruikt van een foetus die na 3 maanden zwangerschap geaborteerd was. Die abortus had overigens niets te maken met de productie van vaccins. Sinds die cellijn in de jaren ’60 is gestart, zijn er miljoenen vaccins mee geproduceerd die veel ziekte en overlijdens hebben voorkomen.
Het basismateriaal van de cellijn is opgeslagen in een celbank. Dit basismateriaal wordt steeds opnieuw gebruikt om cellen uit te kweken voor de productie van het BMR-vaccin. Hierbij wordt nooit gebruik gemaakt van nieuwe foetussen. Bij de productie van vaccins met levend verzwakt virus moet het virus uit de cellen van de kweekbodem worden gehaald. Er kunnen sporen van de kweekbodem in het vaccin achterblijven, maar er komt geen DNA uit de kweekbodem in het vaccin terecht. Er zit dus geen foetaal DNA in vaccins.
Het beperkte gebruik van menselijk embryomateriaal voor vaccinproductie is uitvoerig ethisch onderzocht en geëvalueerd en verantwoord bevonden, onder andere omdat er geen alternatief is. In die jaren ’60 werd bij zwangere vrouwen met rodehond soms besloten tot een operatieve abortus als deze vrouwen twaalf weken zwanger waren. Foetussen afkomstig van deze abortussen zijn voor wetenschappelijk onderzoek beschikbaar gekomen bij het Wistar Institute (WI) in de VS.
Twijfelen aan vaccinatie is een persoonlijke afweging, en, net als bij elke vorm van medicatie, zitten er ook aan vaccinatie risico’s in de vorm van bijwerkingen. Zelfs aan het gebruik van het door de meeste mensen onschuldig geachte Paracetamol zitten risico’s. Het is daarom ook verstandig om dergelijke risico’s in een juist perspectief te zien.